laagwater

Veel van onze laadplaatsen liggen op de Maas,  de Waal of de Rijn. Deze 3 waterlopen zijn getijrivieren en hebben dus geen vast gecontroleerde waterstand. De Maas en de Waal zijn aftakkingen van de Rijn.

De Rijn kent zijn oorsprong in de Alpen, vandaar loopt hij naar en door de Bodensee gelegen tussen Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland. Dit stuk noemt de Alpenrijn en verraadt meteen van waaruit de Bodensee en bij uitbreiding de rest van de Rijn gevoed wordt. Namelijk met neerslag en smeltijs uit de Alpen.  De Alpenrijn mondt uit in de Bodensee en zet van daaruit zijn weg verder, waarbij Konstanz geldt als Rijnkilometer 0.

Het is dus niet omdat er hier veel neerslag valt, dat er geen laagwater kan zijn. Het ene is niet rechtstreeks verbonden met het andere. Wanneer er in onze streken veel regen is en we acuut en plaatselijk met Hoogwater geconfronteerd worden, wilt dit niet zeggen dat er structureel iets aan de algemene waterstand gewijzigd is.  Hemelwater uit de Alpen en de ruime omgeving van de Bodensee is wat we nodig hebben.

De stand van de Rijn in Konstanz geeft een indicatie hoe de waterstand zich verder op de Rijn zal gedragen.

Op de Duitse Nederrijn ligt het “Ruhrort”. Deze waterstand volgen we dagelijks op en is bepalend om een inschatting te maken van de standen op de laadplaatsen.  Zolang de waterstand van het Ruhrort minimaal 320 cm aangeeft gaan onze schepen volledig kunnen laden. Zodra de stand onder de 320 cm duikt, zullen de de op deze rivieren courant gebruikte schepen (afhankelijk van hun bouw) niet kunnen afladen en dus tonnen moeten achterlaten.